consolation pieces
Het is een onzekere tijd.
Toch vertrouw ik erop dat we samen de weg naar het licht beter weten te vinden als we naar elkaar blijven omkijken! Juist ook naar die mensen die dreigen achter te blijven in het donker. Mensen met minder houvast of uitzicht.
Zou kunst dat houvast kunnen geven? Als ik mezelf kan troosten door te tekenen, zou ik dat ook voor een ander kunnen doen, bedacht ik me. Daarom blijf ik tekenen. En maak ik dagelijks een tekening bij een gedicht dat mij houvast geeft. Die zachte beelden geven als die van het dagelijkse nieuws te groot of te hard zijn.
En ik ga ze delen met jou. Of met mensen die jij kent die dat kunnen gebruiken.
Kunst vergroot mijn raam op de wereld. Nu veel mensen daar noodgedwongen langer achter moeten blijven zitten dan ons lief is, help ik graag op mijn manier mee om plekken te maken waar we onszelf én elkaar kunnen terugvinden; onze verbeelding.
Elke dag rond 19:00 uur plaats ik hieronder een dagtekening. Herken jij jouw plek van troost, laat het me weten en ik stuur 'm naar je op. Of je geeft me een naam en adres van iemand waarvan jij denkt dat hij of zij wel wat houvast of schoonheid kan gebruiken nu.
Ik stuur je een open tikkie voor de verzendkosten en jouw donatie. Waardebepaling achteraf heet dat.
#watiskunstjouwaard?
Ik laat het in deze bijzondere tijd aan jou de hoogte daarvan te bepalen. Vind je het lastig dit te bepalen? Dat snap ik heel goed. Wat wellicht helpt is te bedenken dat ik als artist leef van mijn werk. Ik werk gemiddeld 2,5 uur aan een dagtekening. Een huisschilder vraagt gemiddeld € 37,50 per uur. Ik hoop dat iedereen zijn werk met evenveel passie doet, maar we weten allemaal dat je van passie alleen je (atelier-) huur niet kan betalen...
Het is nu dus aan jou.
En zo worden we beiden (of iemand aan wie jij het schenkt) blij; ik kan werk blijven maken, jij krijgt laagdrempelig een uniek kunstwerk aan je muur.
Anook Cléonne, Arnhem, maart 2020

altijd antwoord op mijn vragen,
gij wist waarom dit en dat,
waarom als wij samenlagen
in bed en naar boven zagen,
de kabouter vleugels had.
Waarom winter, waarom zomer,
waarom honger, waarom kou,
waarom appelen op de bomen
en de kinderen waarvandaan
schreiend zij op de aarde komen.
Ik heb het nooit goed verstaan.
Maar nu moet gij mij vertellen,
sprookjesmoeder, lieve vrouw,
kittelend mijn orelellen,
waar die kindren henengaan.
Hubert van Herreweghen

Ik rijd naar huis in de bellende leegte
Van de laatste tram. Het wordt mijn tijd.
Verlaten straten komen samen, gaan uiteen
Op steeds dezelfde, stroevende punten.
Ik zit in mijn ijzer, lees de haltes, steeds
Dezelfde, door het raam dat wie weerkaatst.
Ik zoen de koude naam op de achterkant
Van mijn adres, verscheur de enige brief.
Het maanwit heeft weer niets verklaard.
De nacht bezit geen grond om op te rusten.
Het is vroeg in de slapende stad.
Het is laat in mijn slapeloos leven.
Leonard Nolens

hoe ga ik open als een boek?
ik wil mezelf eens lezen,
bladeren en kijken
hoeveel pagina's ik tel.
of ik een sprookje ben
of meer een studieboek.
zou ik mij kopen?
lenen bij de bieb?
alleen stiekem lezen
hoe ik afloop en zachtjes
terugzetten in de kast?
Ted van Lieshout

For there is always light,
if only we’re brave enough to see it.
If only we’re brave enough to be it.
Amanda Gorman

Aandachtig
De vogelen verzamelen zonder tal.
Het bos wordt grijs, het water diep en zuiver.
Ik ben een eenzaam man die huivert
van heimwee, in de duizelende bladerval.
Anton van Wilderode

Je maakt je vinger nat, strijkt langs
het beige raamkozijn en proeft.
De winterkamer is een long
met nicotine aan de wanden.
De klok, de kast, het schilderij –
de negatieven van hun schaduw
beplak je met een bollenveld
uit Stalenboekje nummer 10.
April ruikt naar behangerslijm
en olieverf, mei naar azijn.
Op rode knieën, kokos schrobbend,
schuif je rugwaarts de kamer uit
om op een dag stofvrij te zijn.
Tuin zal je vloertje zijn wanneer
dit huis dood en begraven is.
Dan springen balsemienen uit
de hoek, buigen twee zonnebloemen
zich over bijzettafeltjes
en regenen de venkelschermen
hun zaad in omastoelen uit.
Jos Versteegen

Well, I kept thinking about what the weatherman said
And if the voices of the living can be heard by the dead
Well, the day is gonna come when we find out
And in some kind of way I take a little comfort from that
Now and then
'Cause people often talk about being scared of change
But for me I'm more afraid of things staying the same
'Cause the game is never won
By standing in any one place
For too long
...
Nick Cave

de slaap die zich vannacht iets van mij aantrok
liet me vallen. of een ander me nog oppikt
wat je niet zien kunt in een donkere kamer, wie je niet ziet
ergens meet cirkels
eens maar nooit is nu, het vergelijkt weer
het ruisen in de bloedbaan met het ruisen daarbuiten
Hans Groenewegen

geen schuur. Alleen motregen
heeft zulke penselen, alleen
landwind de langzame
hand van passen en meten
tot de tempel van tabak
de mistgod gegoten zit.
Onder de olm rust intussen
de tijd, rekt de nazon uit.
Peter Theunynck

Ik heb het allemaal zelf bedacht,
de dansen, het water,
de auto, het ijs.
Alleen jou, jou heb ik niet bedacht.
Jij was uit de doorzichtige tijd gekomen,
misschien zoals ik, misschien anders.
Jij had een miljoen jaar wereld
als een eierschaal achtergelaten
en daar sta je,
boven op het bestaande,
een vlinder in de winter.
Tot het ogenblik kruimelt, breekt,
en ons opvreet
en zichzelf verteert tot wolk
die zo groot was als alles
en zo groot als het niets.
Cees Nooteboom

Als we ons dan toch moeten kleden,
tegen kou bijvoorbeeld, of in naam van iets,
in resten van dit of dat verleden,
verhalen en geheugensteuntjes die niets
vertellen dan dat we er al waren
in de tijd die bestond voor dit heden -
als wij onszelf alleen in het nu kunnen bewaren
door onszelf voortdurend uit te vinden in het nu
dan liefst eenvoudig, aan de hand van kleding.
Je zit aan tafel. Opeens zie je hoe iemand
ijs overstak, hoe hem de kou beving
of een ander einde en je zegt: kijk,
hier heb je zijn schoenen, leren mantel, wanten.
'Waar is de tijd? Hier is de tijd.'
Esther Jansma

Azuur beklimt ligusterhagen
en naast de bessenstruik
het luie land ontplofbaar
haast van hitte
de zon hangt in
het kraaiennest
het asfalt dampt als
paardenlucht
een rookpluim naar
de overkant
concerto voor de gulle rozen
honingbrood voor bedelaars
het staat met vuurpijlen
op wolken geschreven:
hoe glansrijk de aarde
hoe moe de taal.
Jo Gisekin

Gelukkig dat
Het licht bestaat
en dat het met
me doet en praat
en dat ik weet
dat ik er vandaan
kom, van het licht
of hoe dat heet.
Hans Andreus

Er geuren aldoor kinderen in mijn hoofd
en uit mijn ogen vol met kinderogen
ontspringt een bloesemtwijg
lijnen kunnen zo vloeiend zijn
toch is de avond zwaar
zwangere vrouwen droegen ook vandaag hun last
de lippen van de minnaars bloeden
en de eenzamen hebben weer verloren
ik zou willen een poppenkast zijn
de kinderen met lappenpoppen laten spelen
in mijn huis
ze zouden haha zeggen
en de wolf zou verliezen
we zouden weer in fantasie geloven
Cathy Mara

verwikkel
verwikkeld
verwikkelend
verwikkelellende
omarm me
verarm me
verwarm me
duister gesuis
als vogels in treinen
en mooiere
weerspiegelingen
dan we werkelijk zijn
Tuin Scheffer

Nu ik, na vederlicht verleden,
ben aangekomen waar ik ben,
begrijp ik nauwelijks waarom
ik deel moet hebben aan de wereld:
er is geen reden voor dit leven,
ook al beloofde men een hemel -
op aarde vind ik niets wat ik
van waarde vind, bewaren wil.
Toch loop ik onvermoeibaar door
en schud het ongenoegen af.
Voor doodgaan is het nog te vroeg.
Ik hoop tot mijn verwondering
op jou, en elke avond zing
ik over weer een laatste dag.
Michel Krott

Alsof je een plek bereikt.
Om je heen kijkt en weet
dat je thuis bent.
Een weiland, vergeten
langs duinen en bosrand,
iemand buigt tussen jou
en een feest - op zoek
naar de wijn, een gezicht
wordt zijn eerste woorden,
wat geschreven werd voor jou
door een nooit gevoelde hand.
Alsof je dit al kende
voor je het zag. Er geweest was
voor je er zou komen.
Zo thuis
Kees Spiering

Tendre-violette-trillers
Violet...
Zware-violette-angsten
Even licht-geur.
Scheppings-duister lil-luid
Goud-groen lijnen-klank
Floers-zuil-melodie
Tendre-weg-bestaan...
Starende-kleur-abstractie
Doodsch-starende-Hymnen
Treure-matte-wil'ge-glorie
Dood-gedoode-stilte...
Theo Reeder

ik hou van mensen die blijven, zei hij,
we stonden samen onder het afdak te turen
naar het kantwerk van de winterbomen
en door zijn woorden had ik moeite om weg te gaan
hij voerde me door de geschonden lanen van zijn jeugd,
langs vergane boomgaarden, nabij tere beken,
voor een gesloopt huis hield hij halt en
keek heimelijk door het venster van zijn eerste liefde
aarzelend sloop er zomer in zijn stem
en ik zag dat hij even weg was
Roel Richelieu van Londersele

Bestijg den trein nooit zonder uw valies met dromen
dan vindt ge in elke stad behoorlijk onderkomen.
Zit rustig en geduldig naast het open raam:
gij zijt een reiziger en niemand kent uw naam.
Zoek in 't verleden weer uw frisse kinderogen,
kijk nonchalant en scherp, droomrig en opgetogen.
Al wat ge groeien ziet op 't zwarte voorjaarsland,
wees overtuigd: het werd alleen voor u geplant.
Laat handelsreizigers over de filmcensuur
hun woordje zeggen: God glimlacht en kiest zijn uur.
Groet minzaam de stationschefs achter hun groen hekken,
want zonder hun signaal zou nooit één trein vertrekken.
En als de trein niet voort wil, zeer ten detrimente
van uwe lust en hoop en zuurbetaalde centen,
blijf kalm en open uw valies; put uit zijn voorraad
en ge ondervindt dat nooit een enkel uur te loor gaat
En arriveert de trein in een vreemdsoortig oord,
waarvan ge in uw bestaan de naam nooit hebt gehoord,
dan is het doel bereikt, dan leert gij eerst wat reizen
betekent voor de dolaards en de ware wijzen...
Wees vooral niet verbaasd dat, langs gewone bomen,
een doodgewone trein u voert naar 't hart van Rome.
Jan van Nijlen

Het een na het ander verbleekt,
de maan, de zee.
Op het strand brandt een vriendelijk vuurtje,
verbleekt.
In de verte vaart een vuurrood schip voorbij,
verbleekt.
Uit een raam kijkt iemand geeuwend naar de zee,
verbleekt.
In de haven vliegen meeuwen om iets heen.
Hun vleugels worden lichter en lichter,
hun veren zijn al bijna wit.
Er is nauwelijks meer iets donkers van gewicht,
en uit het raam kijkt opnieuw iemand naar de zee,
verwacht de zee,
kijkt en kijkt.
Toon Tellegen

Heb niets in je handen, noch
Een herinnering in de ziel,
Dan zal, wanneer de laatste obool
Men je in de handen legt,
En men je handen openvouwt
Niets je ontvallen.
Welke troon wil men je geven
Die Atropos je niet ontneemt?
Welke lauweren die niet welken
Onder Minos' oordeel?
Welke uren die ook jou niet
Maken tot de schaduw
Die je zijn zult als je gaat
De nacht in en naar 't einde van de weg.
Pluk de bloemen maar laat ze
Los eer je ze hebt bezien.
Ga zitten in de zon. Doe afstand
En wees koning van jezelf.
Fernando Pessoa

Wij, die in weerwil van de tijd
het onverdraaglijkste verdroegen,
vanaf dat wij de weg insloegen
die naar voorbij de einder leidt,
beseffend dat wij, juist omdat
wij haakten naar het allerhoogste
wat is gezaaid niet zullen oogsten,
wij gaan het ongeweten pad
tot aan het ongeweten eind,
en vragen niet dan ten geleide
het licht dat soms van gene zijde
voor onze voeten schijnt.
Jean Pierre Rawie

Weet gij het ook de ganse nacht?
De vogels komen. Aan een geuren
- van wind, van water?- valt te speuren
hoe 't lage land een komst verwacht.
Morgen het teken aan de lucht
- een frons, een lijn, een krimpend wolken-
en dan, bui van geluid, een vlucht
die dalen gaat: de vogelvolken.
En wéér staan in verwondering
wij tussen dit gevleugeld sneeuwen;
morgen- dan zijn wij, lieveling,
het eerste paar van duizend eeuwen.
Ida Gerhardt

is het nodig de dingen de revue te laten passeren,
opnieuw hun aanwezigheid vast te stellen.
Wij moeten weten
of de bomen daar nog staan,
of de vogels en de bloemen
hun onwaarschijnlijke toernooi voortzetten,
of de verborgen helderheid
de wortel van het licht nog voedt,
of de buren van de mens
nog aan de mens denken,
of god zijn plaats
heeft afgestaan aan een vervanger,
of jouw naam jouw naam nog is
of al de mijne,
of de mens zijn leerschool heeft afgemaakt
zich van buitenaf te bekijken.
En als wij alles de revue laten passeren
moeten wij ons niet laten misleiden:
geen ding kan een ander ding benoemen.
Niets mag het afwezige vervangen.
Roberto Juarroz

Ze verdedigen wat ze hebben.
Wat hebben ze?
Ze hebben wat ze denken dat ze hebben.
Wat denken ze dat ze hebben?
Ze denken dat ze hebben wat ze verdedigen.
Wat verdedigen ze?
Ze verdedigen wat ze denken dat ze hebben.
Wat denken ze?
Ze denken dat ze verdedigen.
Wat denken ze dat ze verdedigen?
Ze denken dat ze verdedigen wat ze hebben.
Wat hebben ze dat ze verdedigen?
Mark Insingel

Tijd- het is vreemd, het is vreemd mooi ook
nooit te zullen weten wat het is
en toch, hoeveel van wat er in ons leeft is ouder dan wij, hoeveel daarvan zal ons overleven
zoals een pasgeboren kind kijkt alsof het kijkt naar iets in zichzelf, iets ziet daar wat het meekreeg
zoals Rembrandt kijkt op de laatste portretten van zichzelf alsof hij ziet waar hij heengaat een verte voorbij onze ogen
het is vreemd maar ook vreemd mooi te bedenken dat ooit niemand meer zal weten dat we hebben geleefd
te bedenken hoe nu we leven, hoe hier maar ook hoe niets ons leven zou zijn zonder de echo's van de onbekende diepten in ons hoofd
niet de tijd gaat voorbij, maar jij, en ik buiten onze gedachten is geen tijd
we stonden deze zomer op de rand van een dal om ons heen alleen wind
Rutger Kopland

Omdat het geluk een herinnering is
bestaat het geluk omdat tevens
het omgekeerde het geval is,
ik bedoel dit: omdat het geluk ons
herinnert aan het geluk achtervolgt het
ons en daarom ontvluchten wij het
en omgekeerd, ik bedoel dit: dat wij
het geluk zoeken omdat het zich
verbergt in onze herinnering en
omgekeerd, ik bedoel dit: het geluk
moet ergens en ooit zijn omdat wij dit
ons herinneren en dit ons herinnert.
G.A. van Oorschot

alsof we ons midden in
het feest bevinden
en toch
in het midden van het feest
is er niemand
in het midden van het feest is de leegte
maar te midden van de leegte
is er een ander feest
Roberto Juarroz

Ik adem niet, ik zing.
zelfs als ik zucht, klinkt het
per ongeluk alsof ik
een paar noten neurie
die me vannacht, terwijl
ik sliep, zijn voorgezongen.
Het is alsof de lucht
mijn deken is en ik
mijn hoofd het liefst
te rusten leg op het kussen
van mijn longen, de plek
waar ik mijn hartslag hoor
in vierkwartsmaat:
dat ik besta, dat ik besta.
Bart Moeyaert

ik heb mij met moeite alleen gemaakt.
je zou niet zeggen: je zou niet zeggen dat het zoveel moeite kost alleen te zijn als een zon rollende over het grasveld
neem dan - vriend! - de mieren waar wonend in hun paleizen als een mens in zijn verbeelding -; wachten zij op regen en graven dan verder: het puur kristal is hen zand geworden.
in het oog van de nacht woon je als een merel, of als een prins in zijn boudoir: de kalender wijst het zeventiende jaar van Venetië en zachtjes, zachtjes slaan zij het boek dicht.
kijk! je schoenen zijn van perkament
o- mijn vriend - deze wereld is niet de echte.
Hans Lodeizen

in the boat we had a ladder: one of us held it, another climbed to the top, and a third at the oars, rowed until we were right under the Moon;
that's why there had to be so many of us…
In reality, from the top of the ladder, standing erect on the last rung, you could just touch the Moon if you held your arms up.
We had taken the measurements carefully (we didn't yet suspect that she was moving away from us);
the only thing you had to be very careful about was where you put your hands …
Italo Calvino

Er is niet meer bij weinig
noch is er minder
nog is onzeker wat er was
wat wordt wordt willoos
eerst als het is is het ernst
het herinnert zich heilloos
en blijft ijlings
alles van waarde is weerloos
wordt van aanraakbaarheid rijk
en aan alles gelijk
als het hart van de tijd
als het hart van de tijd
Lucebert

Het is een bloem
om er met een vaantje om rond te gaan
en zacht te zingen.
Het is een bloem om niet meer burger te zijn,
maar een broer van een kinderhemdje in zonneschijn.
Pierre Kemp

door geen enkel ding bezwaard,
jubelt de leeuwerik
Basho

voor Rozalie
Het sneeuwt vlok voor vlok
tussen takken, kleine twijgen,
op het gras, waar een poes sluipt
naar de struiken voor het raam.
Ze zijn als jouw woorden
zo vroeg in de ochtend
dat ik de letters bijna dubbel las:
je zingt, lieve vriendin, je taal is
bloesemzacht. Straks sluit
ik de witte Japanse panelen
voor mijn raam. Alles gaat
dicht. Dan is het weer nacht.
Hannie Rouweler

Vanmorgen was ik nog een spelend kind
in een tuin vol beelden, vanmiddag een
jongleur met toverballen op een marktplein,
in de schemering een hemellichaam aan een
trapeze zonder net, maar met de avond viel
ik uit mijn luchtig leven in het vlees terug
van een schouwer, zijn twee handen om mijn
kop gevouwen, overdenkend hoe het kind
dat in mij opstond zoveel nog te denken gaf.
Victor Vroomkoning

Niets liever dan zee, regen, licht
in een macaber evenwicht,
een sluimerende storm, vertrouwd
gedonder, wind die zich ontvouwt.
Niets liever dan een hard geraas
van water in een lang relaas,
een zweep van grimmig, schurend zout,
het zwemmen in lucht, ruw en koud.
Geef ons een krachtig, helder teken
van leven. Laat de hemel breken.
Geef ons de zee, het ruige land,
de kille greep van schuimend zand,
tot wij - voor zachter tij bezweken -
verlangen naar een kalme hand.
Michel Krott

Vandaag ben ik opeens weer vrij.
De zon zal me niet meer verlichten
met kleurloos inzicht, helderheid
die alles onwaarschijnlijk maakt.
Ik laat me niet meer leiden door
de radeloze rede, ik
ontwaakte uit een trage film
waarin geen mens zich ooit versprak.
Vandaag heb ik van niets meer spijt.
Er is een kerk voor elke fout en een gebed voor elk gemis,
een rustig woord voor elke strijd.
Ik adem, vul mijn longen met
geluk. Een zachte beeldenstorm
raast door mijn hoofd, een lange stroom
gedachten aan een nieuw bestaan.
Michel Krott

Als ik weer in galop
voor dingen, daden, resultaten,
de oude ruiter wil verslaan,
geef dan tegenwind en blijf
staan als ik roep, verbaasd
in je moestuin waar jij verzoend
met wat woekert en groeit, voort ploegt
alsof jij kringloopt met de seizoenen.
Blijf, op dit ritme van je pols
zonder uren of minuten en een mond
waarmee je elk tegenwoord mijdt,
houd je stil achter het hek
en kijk hoe iemand
de dagen nog wil
tellen als een buit.
Lieve Desmet

Was er voor het eerst geen plaats beter
dan die waar je nu was verlangde je
eindelijk even niet naar waar de stenen
warmer zijn om op te liggen en gladder
om aan te raken kon je met dit lichaam
dat men voor jou had ontworpen eigenlijk goed uit de voeten hoefde er geen nieuw
iemand of iets te zorgen voor de dagelijkse
dingen als geluk en veiligheid wilde je niet een huis dat ruimer was van licht hoger
van klank of elders stond een leger land en
kon je nu gewoon wat blijven in dit jouw
bestaan zonder te willen dat het anders?
Ruth van Rossum

Ik geloof niet in de werkelijkheid.
Ik geloof in mijn droom:
dat alles eenmaal leven moet,
ook de stenen, de huizen,
de aarde aan mijn schoenen.
Ik geloof dat ook de regen
eens zal ademhalen
en verliefd worden.
Daarom streel ik de regen.
Daarom sla ik de zon.
Willem M. Roggeman

Als een massa zwaar lijkt, zegt Verlinde
komt dat doordat het universum zich verzet
tegen het optillen ervan. Toch wordt de tafel
opgetild, meer leeg dan vol en komt weer
op zijn pootjes terecht, licht wankelend.
Wat is het probleem als iets altijd heeft bestaan?
Drijven de sterren als schuim op de golven
van een donkere zee? Zijn wij gekomen
juist op het moment dat wij vluchtende sterrenstelsels nog kunnen zien?
Remco Ekkers

De mensen zien het niet, hoe ik blijf staan
voor een bijzonder rood. Ik kan er niet vandaan.
Het wordt al groter naar ik het bekijk.
Het wordt al dieper naar ik meer wijk.
Rood, waarom zijt gij geen wezen, niet vrouw, noch man,
maar dat ik toch mijn bleke handen geven kan?
Pierre Kemp

Het netwerk van nerven verkennen met je ogen.
De bladeren waarnemen. Bomen onbesuisd zien
zwieren in haast te scherpe zon tegen een brede
lucht. Vertragen. De dingen als kleren om jezelf
heen trekken. Ernaar kijken, het weefsel voelen,
zelf in de draden gaan, het merg, de hersenen,
een leven op steeds kleiner schaal. Dit beitelen –
gaat de tijd langzamer als je de seconden hoort?
Ruth van Rossum

Eindelijk verlost
van de frivole zomer
met zijn schijngestalten
en luchtkastelen,
fonkelend in het valse licht
van loze verwachtingen, heradem ik bij de komst
van het najaar, koel
als je handen om mijn gezicht, grijs en zachtmoedig als je ogen in de schaarse momenten
dat je mij toelaat
tot de ingesneeuwde grot
waar je stem met zijn echo verkeert
en je spiegelbeeld roerloos rijst in het ijs dat niet smelten wil.
Hanny Michaelis

Toen zei ze plots
en heden en verleden
verstomden
de aarde draaide in wervelende vaart
en de kruinen der bomen
huilden en juichten
de handen gepaard
voerde de lucht
hen de huiverende hoogten in
- kinderen die waren gekomen
zongen een bruiloftslied aan de kim-
en wijl hun schaduw gestadig
verkleinde, lengde hun zwijgende vlucht
tot een vuurrode baan
de mensen die haar heilig
woord niet hadden verstaan
staarden verdwaasd naar omhoog
een ongesproken vraag
en een heimelijk licht in hun ogen
en tot vandaag
heeft niemand hen ooit weergezien
Cathy Mara

Als ik een bloem was,
zou ik dan nu bloeien?
Of zou ik een bijzondere bloem zijn,
een onvoorstelbare bloem,
een bloem die niet kan kiezen tussen bloeien
en niet bloeien,
En die over de rand van een vaas voorover
leunt
om te zien of zijn afgrond een bodem heeft?
Of zou ik alleen maar kunnen bloeien,
moeten bloeien,
rood en gedachteloos,
op een ongerepte schoorsteenmantel, ergens
tussen schaamte en geluk?
En als ik een bloem was,
zou ik dan weten wanneer ik moest verwelken?
Nu nog niet?
Toon Tellegen

Als we ons dan toch moeten kleden,
tegen kou bijvoorbeeld, of in naam van iets,
in resten van dit of dat verleden,
verhalen en geheugensteuntjes die niets
vertellen dan dat we er al waren in de tijd die bestond voor dit heden - als wij onszelf alleen in het nu kunnen bewaren door onszelf voortdurend uit te vinden in het nu
dan liefst eenvoudig, aan de hand van kleding. Je zit aan tafel. Opeens zie je hoe iemand ijs overstak, hoe hem de kou beving
of een ander einde en je zegt: kijk, hier heb je zijn schoenen, leren mantel, wanten. 'Waar is de tijd? Hier is de tijd.'
Esther Jansma

Eens toen de dagen
over de riviertong lagen
lang en wazig
onder de macht van leed
kwam stralend de boot
onder de herfstbrug gevaren
en ik zat bang voor het licht
in mijn schaduw
jij hebt zorgend de boot aan de kade gemeerd
bekommerd mijn twijfel
mijn angst genegeerd
en je hand hielp me mee
op de loopbrug
en het licht waarin duizenden tranen hingen
is opengebarsten van glinsteringen
Maria Pas